Een grensoverschrijdende splitsing die van kracht is geworden overeenkomstig de procedures tot omzetting van deze richtlijn mag niet nietig worden verklaard.
De eerste alinea doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de lidstaten om onder meer in verband met het strafrecht, het voorkomen en bestrijden van terrorismefinanciering, het sociaal recht, het fiscaal recht en de rechtshandhaving, maatregelen en sancties op te leggen op grond van het nationale recht, na de datum waarop de grensoverschrijdende splitsing van kracht is geworden.